ONTSLAG STATUTAIR DIRECTEUR

Onderwerpen

Ontslag van een statutair directeur van een BV of NV

Ben jij naast directeur ook statutair bestuurder? Dan gelden er in jouw geval nog andere regels bij ontslag.

Een statutair directeur kan op elk moment worden geschorst en ontslagen door degene die bevoegd is tot de benoeming. Soms is de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AvA) bevoegd en soms de Raad van Commissarissen (RvC). Er hoeft geen procedure te worden gevoerd via het UWV of via de rechter. Het besluit van de AvA (of RvC) is voldoende om de statutair directeur te ontslaan.

Zo eenvoudig als het in de wet staat, is het echter niet. Voor een rechtsgeldig ontslagbesluit is het namelijk noodzakelijk dat de AvA (of RvC) op een in de wet en statuten bepaalde wijze tot het ontslag besluiten en moeten alle noodzakelijke formaliteiten in acht worden genomen. Zo moet de juiste termijn van oproeping voor een AvA in acht worden genomen, alle aandeelhouders moeten op de juiste wijze worden opgeroepen, het onderwerp van de vergadering moet op de agenda staan, etc. Veel hangt af van de inhoud van de statuten en de precieze verdeling van de aandelen. Het te doorlopen traject is dus maatwerk. Ook tijdens de vergadering dient zorgvuldig gehandeld te worden.

Op grond van de wet heeft de bestuurder (en de medebestuurders) in de algemene vergadering een raadgevende stem. Ook de bestuurder(s) moeten dus voor de AvA vergadering worden opgeroepen en in de gelegenheid worden gesteld om hun advies te geven. Dat geldt met name ook voor de statutair directeur die ontslagen gaat worden. Bij niet naleving van dit voorschrift is het ontslagbesluit vernietigbaar.

Een ontslagbesluit van de AvA (of RvC) heeft in beginsel ook beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de directeur tot gevolg. Voor een uitzondering is slechts plaats als een wettelijk opzegverbod die beëindiging in de weg staat of als partijen anders zijn overeengekomen. De arbeidsovereenkomst moet met inachtneming van de geldende opzegtermijn worden opgezegd.

Ook voor het ontslag van een statutair directeur moet een in de wet genoemde redelijke ontslaggrond moet bestaan. Is er geen redelijke ontslaggrond of heeft de vennootschap ernstig verwijtbaar gehandeld bij het ontslag, dan kan de statutair directeur bij de rechtbank aanspraak maken op een billijke vergoeding.

Verder heeft de statutair directeur net als de “gewone werknemer” recht op de wettelijke transitievergoeding, tenzij er in de arbeidsovereenkomst afwijkende schriftelijke afspraken zijn gemaakt. In sommige gevallen dient er ook nog rekening te worden gehouden met de WNT (Wet Normering Topinkomens). In de situatie dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd, is het belangrijk dat de afspraken worden vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. Realiseer je dan dat de wettelijke bedenktermijn van twee weken niet geldt voor de statutair directeur. Is de overeenkomst getekend, dan zijn de afspraken definitief.

Ontslag statutair directeur stichting

De positie van de stichtingsbestuurder is anders dan die van de statutair bestuurder van BV of NV. Om na een formeel ontslag als bestuurder van een stichting een einde te maken aan de arbeidsovereenkomst is in beginsel (anders dan bij een bestuurder van een BV of NV) een gang naar de rechter nodig. Door de inwerkingtreding van de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen komt hier per 1 juli 2021 verandering in.

De huidige positie van de stichtingsbestuurder tot 1 juli 2021

Stichtingsbestuurders hebben een dubbele rechtsbetrekking met de stichting:

  • een rechtspersonenrechtelijke relatie, uit hoofde van de benoeming als bestuurder; en
  • een arbeidsrechtelijke relatie, op grond waarvan de werkzaamheden worden verricht.

Bij veel stichtingen is er een Raad van Toezicht, die op grond van de statuten bevoegd is om de bestuurder te benoemen en te ontslaan. Een formeel ontslag als bestuurder van een stichting leidt niet automatisch tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst van die bestuurder.

De (ex-)bestuurder blijft in dienst, totdat het UWV een ontslagvergunning heeft afgegeven (bij langdurige arbeidsongeschiktheid of om bedrijfseconomische redenen) waarmee de arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd, de rechter de arbeidsovereenkomst heeft ontbonden of partijen ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst een vaststellingsovereenkomst (VSO) hebben gesloten. Daar waar geen ontslagvergunning wordt verleend, een ontbinding wordt afgewezen of het niet lukt om een minnelijke regeling te treffen (een VSO), kan een problematische situatie ontstaan. De arbeidsovereenkomst van de (ex-)bestuurder duurt dan voort.

Als er geen Raad van Toezicht is benoemd zal het bestuur bovendien veelal het enige orgaan van de stichting zijn. De wet kent hiervoor een bijzondere ontslagregeling. Op grond van artikel 2:298 BW kan een stichtingsbestuurder op verzoek van het openbaar ministerie of van een belanghebbende worden ontslagen als de bestuurder handelt in strijd met de wet of de statuten of als de bestuurder zich schuldig maakt aan wanbeheer. Ontslag door de rechter kan pas plaatsvinden als er redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan over de onrechtmatigheid van het handelen of wanneer er sprake is van financieel wanbeheer. 

Positie van de stichtingsbestuurder na 1 juli 2021

Met de inwerkingtreding van de WBTR per 1 juli 2021 worden de regels met betrekking tot het ontslag van een stichtingsbestuurder gewijzigd.

In het nieuwe artikel 2:298a BW is bepaald dat de rechter de arbeidsovereenkomst van een (ex-)bestuurder niet kan herstellen. Dat heeft tot gevolg dat de Raad van Toezicht de arbeidsovereenkomst van een stichtingsbestuurder vanaf 1 juli 2021 kan opzeggen zonder voorafgaande toestemming van het UWV of de rechter. Hiervoor is uiteraard wel een voldragen ontslaggrond nodig. Is die er niet, dan kan de stichtingsbestuurder een procedure starten bij de rechtbank en om een billijke vergoeding verzoeken. Met deze wijzigingen wordt de positie van stichtingsbestuurders in lijn gebracht met de regels die al gelden voor bestuurders van andere rechtspersonen, zoals de B.V.

Ook wanneer er geen Raad van Toezicht is, worden de mogelijkheden voor een ontslag door de WBTR verruimd. Het nieuwe artikel 2:298 BW bepaalt dat een stichtingsbestuurder door de rechter kan worden ontslagen wegens:

  • verwaarlozing van zijn taak;
  • andere gewichtige redenen;
  • ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van het bestuurderschap in redelijkheid niet geduld kan worden; en
  • het niet of niet behoorlijk voldoen aan een bevel van de voorzieningenrechter.

De WBTR regelt voorts dat de mogelijkheid tot schorsing en ontslag ook van toepassing is op een Raad van Commissarissen of ander toezichthoudend orgaan van de stichting. Daarmee is in een bestaande lacune voorzien.

Dreigt er ontslag voor jou als statutair bestuurder? Neem contact op met mr Heleen Brokers (030-241 3546) of mail [email protected]

Scroll naar boven